'GLB-toeslagen inzetten voor transitie naar kringlooplandbouw'
De hoorzitting ging weliswaar over het nieuwe GLB, maar de sprekers combineerden het moeiteloos met de transitie-opgave naar een nieuw, duurzaam landbouwsysteem. Het nieuwe GLB kan helpen bij die transitie. „Maar uiteindelijk moet de beloning voor duurzaamheid uit de markt komen”, vond Bas Rüter, hoofd duurzaamheid bij de Rabobank. „Als de maatschappij de transitie wil maken, moet ze ook de inspanningen van landbouwers vergoeden.” Hij zag het niet zitten om dat vooral via subsidies te doen. „De markt moet het dragen. Flankerend beleid moet vooral flankeren.”
Als de oplossing in de markt wordt gevonden, kan de transitie snel gaan, denkt Rüter. En die verandering moet plaatsvinden in de ketens. De positie van de boer in die ketens moet veranderen, denkt hij. „Als dat niet lukt, als de markt niet wil, dan zal de verandering langzaam gaan, in het tempo van de afschrijvingstermijnen op de huidige investeringen.”
Boer moet blijven verdienen
Ook voor de ‘groene’ sprekers was het duidelijk dat de boer moet blijven verdienen in de transitie naar een kringlooplandbouw. „Ook voor ecologen is het zo klaar als een klontje dat de boer moet verdienen”, vertelde David Kleijn van het NIOO, het Nederlands Instituut voor Ecologie. GLB-maatregelen zijn volgens hem onvoldoende effectief om biodiversiteit te bevorderen. „Maar dat zou moeten gebeuren met nieuwe verdienmodellen, niet door schaalvergroting.”
Volgens Natascha Oerlemans van het Wereld Natuur Fonds moet er vooral beter inzicht komen wat de kosten en de opbrengsten zijn voor een meer natuurinclusieve landbouw. Een stabiele transitie bereik je met een beter verdienmodel voor de boeren, stelde ze, niet met subsidies. Het GLB moet volgens haar worden ingezet om die transitie te stimuleren. „Boeren willen de stap wel zetten”, denkt ze, maar het GLB moet er ruimte voor geven. Daarbij pleitte ze voor regelgeving die de landbouw de ruimte geeft om de verandering door te zetten. „En die regelgeving zou geen maatregelen moeten verplichten, maar prestaties moeten meten”, vond ze. „Geen lijst met ge- en verboden die de boer kan afvinken, maar doelstellingen waar hij op zijn eigen manier naar toe kan werken.”
Op een vraag van Roelof Bisschop (SGP) hoe lang de transitie duurt, antwoordde ze dat daar wel een generatie overheen kan gaan. „Om doelstellingen in 2030 en 2040 te halen, moet je nu dus aan de slag gaan”, waarschuwde ze. „Dat betekent keuzes maken, pijnlijke keuzes soms, en dat is de afgelopen jaren niet gebeurd.”
Realiteit in het oog blijven houden
Maar bij de drang om te vernieuwen moet de politiek de realiteit niet uit het oog verliezen, beargumenteerden de boerenorganisaties, die als laatste mochten spreken. Melkveehouders hebben de toeslagen nodig om te overleven, vertelde Harm Wiegersma van de NMV. „Bij de gemiddelde melkveehouder komt meer dan de helft van het inkomen uit Pijler I, de hectaretoeslag.” Als die minder wordt of verdwijnt, zullen de boeren rode cijfers schrijven.
Ook NAV-voorman Teun de Jong vond dat het GLB primair een vangnet moet blijven. „Zolang een eerlijke prijs voor de boer niet uit de markt komt, zal ondersteuning nodig blijven”, stelde hij.
NAJK-bestuurder Iris Brouwers vindt hectaresteun niet effectief. „Op termijn moeten we er vanaf”, zei ze. „Maar op het moment is de hectarepremie het verschil tussen rode en zwarte cijfers.” De transitie naar een kringlooplandbouw zal in kleine stapjes moeten gaan om de boeren onderweg niet te verliezen, zei ze. „Maar iedere ondernemer moet wel zijn steentje bijdragen.”
Zij wees op het lage aantal jonge boeren in Nederland. „Schrikbarend laag”, noemde ze het percentage van 3,9 procent boeren dat jonger dan 35 jaar is „Zeker met de uitdagingen waar we nu voor staan. En Nederland heeft die jonge boeren kei- en keihard nodig voor een toekomstbestendige sector."
Basispremie en top-ups
De boeren gaven ook suggesties hoe het nieuwe GLB in te richten om de transitie te bevorderen. Jaap van Wenum (LTO) stelde voor om de eerste pijler te laten bestaan uit een basispremie met daarbovenop top-ups voor maatschappelijke doelen. Die zouden slim moeten worden ingevuld door middel van een menukaart. Alex Datema van Boer Bewust suggereerde een zelfde model, met drie lagen, die steeds fijnmaziger worden. Bovenop een generieke basislaag komt dan een laag met top-ups voor gebiedsspecifieke prestaties, die worden afgesproken door provincies, waterschappen en andere belangengroepen in dat gebied, inclusief de boeren die het moeten uitvoeren. Daar weer bovenop komt een laag met top-ups voor soortspecifieke prestaties, waarmee boerencollectieven de omgeving geschikt maken voor bepaalde diersoorten.