Koeien & Kansen-bedrijven halen aangescherpte RE-doelstelling van 152

Het projectdoel van 152 gram RE sluit aan bij de afspraken binnen het landelijke sectorconvenant, waarin voor 2025 een streefwaarde van maximaal 160 gram RE per kilogram droge stof is vastgelegd. De deelnemende bedrijven lopen hiermee vooruit op deze doelstelling.

Van de zestien bedrijven slaagden er elf in om het projectdoel te halen of te onderschrijden. Het laagste RE-gehalte werd gerealiseerd op Agro-innovatiecentrum De Marke, met 144 gram RE per kilogram droge stof. Dit bedrijf had een lager aandeel grasproducten in het rantsoen dan gemiddeld en voerde meer natte bijproducten met een laag RE-gehalte. Ook het krachtvoer op dit bedrijf had een lager eiwitgehalte dan gemiddeld.

Aanpassingen in het rantsoen

Het hoogste RE-gehalte werd gemeten bij bedrijf 13, met 162 gram RE per kilogram droge stof. Dit bedrijf voerde een hoger aandeel krachtvoer dan gemiddeld, met daarin ook een hoger RE-gehalte. Het aandeel maïs in het rantsoen was op dit bedrijf eveneens hoger dan op de meeste andere bedrijven.

De daling van het gemiddelde RE-gehalte in 2024 ten opzichte van 2023 is het gevolg van meerdere aanpassingen in het rantsoen. Het aandeel grasproducten in het rantsoen daalde van 49,9 naar 47,9 procent. Het gebruik van natte bijproducten steeg van 3,4 naar 5 procent. Ook het eiwitgehalte van verschillende voedermiddelen daalde ten opzichte van het voorgaande jaar. Zo daalde het RE-gehalte in vers gras van 197 naar 188 gram per kilogram droge stof, in graskuil van 164 naar 161 en in krachtvoer van 208 naar 198 gram.

Hoge melkproductie

Ondanks de forse stap die de bedrijven hebben gezet in het verlagen van het RE-gehalte, laat de spreiding tussen de melkveehouderijen zien dat er ruimte is voor verbetering. De melkproductie op De Marke per koe is 10.226 kilogram per jaar. Dat is ruim bovengemiddeld, stelt Koeien & Kansen, ondanks dat het RE-gehalte juist onder het gemiddelde lag. ‘Dit biedt ook voor andere bedrijven perspectief om te onderzoeken of een verdere verlaging van het RE-gehalte mogelijk is.’