‘Nut tijdig onderwerken vanggewas wordt nog onderschat’

Wouter Wijnhout van Syngenta kan het niet genoeg benadrukken. „We zagen de afgelopen jaren vaak dat het vanggewas te laat wordt ondergewerkt. Een vanggewas of een groenbemester moet door het bodemleven worden afgebroken en dat gaat heel langzaam. De vrijgekomen stikstof komt, afhankelijk van de omstandigheden, pas vanaf een maand of twee na onderwerken vrij. En in de maïsteelt wil je deze stikstof vooral in de beginfase benutten. Dus hoe eerder onderwerken hoe beter. Een goed geteelde groenbemester kan wel 125 kilo stikstof per hectare leveren.”
Te lang gewas kost zelfs stikstof
Een vanggewas dat na de winter te lang blijft doorgroeien vraagt zelfs extra stikstof om te verteren. Wijnhout legt uit dat dit komt door de hoge verhouding aan koolstof en stikstof. „Een vanggewas dat na de winter te lang blijft doorgroeien krijgt een te hoge C/N -verhouding. Een hoge C/N -verhouding vraagt stikstof voor een goede vertering. Hierdoor wordt een deel van stikstof, die voor de hoofdteelt bedoeld is, gebruikt voor de vertering van het vanggewas. Vergelijk het met compost in het voorjaar. Dat vraagt eerst ook wat stikstof om goed om te zetten. Het is niet voor niets dat ze adviseren om in het najaar compost te strooien.”
Ook scheurgronden nu onderwerken
Volgens de maïsspecialist is februari al de ideale maand om het vanggewas onder te werken. „Zeker op percelen waar in april al maïs gezaaid wordt. Vaak is het in februari nog te nat, maar dit jaar waren de omstandigheden overwegend gunstig. Vanwege GLB-regelingen was het overigens niet overal mogelijk om in februari het vanggewas aan te pakken. Daarom pleit hij ervoor om in ieder geval begin maart er mee aan de slag te gaan. „Dit geldt ook voor scheurgronden. Of het moet zijn dat de veehouder het eerst nog wil weiden of maaien. Maar anders zou ik ook scheurgrond nu al onderwerken.”
Soms eerst klepelen nodig
Bijkomend voordeel van het vroeg onderwerken is dat het vanggewas dan minder massaal op het land staat. In de meeste gevallen kan het dan zonder voorbewerking direct ondergewerkt worden. Wijnhout ziet echter nu ook al percelen waar een flink gewas op staat. „De verschillen zijn groot. Maar ik kom best wat percelen tegen, vooral bladrammenas die de winter heeft overleefd, maar ook andere vanggewassen, met behoorlijk massa. Dan zul je eerst moeten klepelen.”
Waterhuishouding
Een andere factor voor maïstelers om rekening mee te houden is de waterhuishouding. Wijnhout: „Wanneer het vanggewas blijft staan, dan onttrekt het behoorlijk wat vocht uit de bodem. Zeker als het door begint te schieten. „Soms kan het gunstig uitpakken, bijvoorbeeld in een heel nat voorjaar.”
Een tweede factor die volgens hem meespeelt is de nadelige werking op het opstijgende grondwater. „Als je veel vers verkleind materiaal onderwerkt, dan kan dit nadelig zijn voor het capillaire bodemvocht. In droge omstandigheden kun je dan problemen krijgen bij de vochtvoorziening van kiemende maïsplanten. In het voorjaar kan de teeltlaag heel hard uitdrogen.”
Het onderwerken op zwaardere gronden kan goed met een schijveneg, rotorkopeg of frees, afhankelijk van de grondsoort. Op lichtere zandgronden waarschuwt hij om de grond niet te fijn te maken: „Anders wordt het bij droogte al snel een zandbak.”
Kalk en kali bij strooien
Veel maïstelers hebben dit jaar weer een nieuw scheurmonster genomen. Het is het moment om te checken of de pH nog goed is of dat er kali bij gestrooid moet worden. Wijnhout: „De pH blijft belangrijk voor een optimale maïsteelt. Eigenlijk is het najaar het meest geschikt om kalk te strooien. Maar als dat niet gebeurd is kun je alsnog met kleine giften tussendoor wat strooien. Pak dat moment nu nog. Doordat er steeds minder drijfmest beschikbaar is, is het belangrijk om te kijken of er nog een kali-gift nodig is. Dit zou ik niet in de rij doen, maar na het zaaien en voor opkomst apart bij strooien.”