Opinie: Hoop voor de toekomst
Als het gaat om landelijk beleid, dan is hoop vaak een uitgestelde teleurstelling. Vorig jaar zagen we met elkaar de koude sanering aankomen. Deze wordt nu in rap tempo werkelijkheid. Zonder visie, zonder structuurbeleid en zonder perspectief. Ook is er nog steeds geen effectieve stikstofaanpak, terwijl de juridische crisis zich alleen maar verdiept. Het ministerie van LVVN is een soort fata morgana, een luchtspiegeling die steeds weer verdwijnt als een probleem dichterbij komt.
Volgens goed Nederlands gebruik is er geen schuldige aan te wijzen. De minister is van goede wil, de ambtenaren werken hard en in de Tweede Kamer is er breed draagvlak voor verstandig beleid. Het lijkt vooral een kwestie van ideeënarmoe gekoppeld aan een gebrek aan uitvoeringskracht. Zoals wasgoed in een tienerkamer liggen er genoeg ideeën op de grond. De kunst is om ze op te rapen. Men lijkt bang om een stap te zetten of om fouten te maken.
Inspiratie uit de regio
Je zou het bijna vergeten door al het navelstaren op onze postzegel, maar de wereld is een stuk groter dan ons kikkerlandje. In Brussel is het in de strategische dialoog gelukt om tot gezamenlijke conclusies te komen. Samen met een rapport over het concurrentievermogen en alle geopolitieke ontwikkelingen heeft de nieuwe Europese Commissie een stevige agenda voor de komende jaren. Aangezien landbouwbeleid in de eerste plaats Europees beleid is, stemt dit hoopvol voor onze sector.
Het Deense landbouwakkoord en het Vlaamse akkoord over de mestwetgeving bieden ook hoop op betere tijden. In Denemarken heeft men op verstandige wijze de coöperaties vanaf het begin af aan betrokken. In Vlaanderen zet men de volgende stap op het gebied van doelsturing. In Nederland nemen provincies het voortouw om de landbouw te vernieuwen en verder te verduurzamen. De Nederlandse regering zit middenin een sandwich van andere landen en overheden die vooruit willen.
Inspiratie uit het verleden
Na de Landbouwcrisis kwam de Staatscommissie van 1886 niet zelf met allemaal nieuwe ideeën. Deze commissie, die het Nederlandse landbouwbeleid met twaalf adviezen op het spoor naar de 20e eeuw zette, sloot vooral aan bij goede ontwikkelingen in binnen- en buitenland. Zo stak men extra geld in een kleine landbouwschool in Wageningen en bouwde men voort op het eerste proefstation. De gedachte was namelijk dat onderwijs, onderzoek en innovatie de Nederlandse landbouw zouden versterken.
Na de Tweede Wereldoorlog werd er een stelsel van product- en bedrijfschappen ingericht door een Rooms-Rode coalitie van KVP en PvdA. Met collectieve kracht konden sectoren voortaan zelf zaken organiseren en creëerde de overheid belangrijke partners voor de praktijkgerichte uitvoering van wetten en regels. Aanvankelijk waren de doelstellingen vooral van sociaaleconomische aard. Vanaf de jaren 80 werd er met deze collectieve uitvoeringskracht ook – en met groot succes – gewerkt aan belangrijke doelstellingen op het gebied van milieu, waaronder mest en gewasbescherming.
Inspiratie uit de sector
De Nederlandse agrarische sector loopt over van de voorbeelden van collectiviteit, innovatie en verduurzaming. Een kleine greep uit 2024: de oprichting van een zoetwatercoöperatie op Texel, de landelijke uitrol van Agricycling, een nieuw concept van BAM-akkers, regionale pilots met de BiodiversiteitsMonitor Akkerbouw, een nitraataanpak voor de akkerbouw, een initiatief met benchmarking voor gewasbescherming en een route- en kansenkaart voor fossielvrije meststoffen.
Daarnaast valt op dat de denkrichting van een nieuw gemengd bedrijf – niet individueel maar samen – aanslaat in de landbouw. We zijn allemaal wel klaar met agrarische sectoren die los van elkaar met regels worden bestookt door een overheid die liever met een schaar werkt dan met lijm. Voor een ministerie dat rekent met modellen is het gezamenlijke gemengde bedrijf een model om rekening mee te houden.
Hoop voor de toekomst
De overheid heeft geen monopolie op het algemeen belang. Er is een enorme daadkracht bij boeren en andere partijen in de keten om samen de schouders te zetten onder nieuwe initiatieven. Ondersteun dat als overheid. Stel kaders en normen, maar ga ook vooral naast de landbouw staan. Faciliteer en integreer de goede initiatieven van de sector. Geef ons de instrumenten in handen om aan de slag te gaan.
Uit een recente analyse bleek dat er 80 procent overlap zit in visies over de landbouw en het voedselsysteem. Dat is bemoedigend. Gaan we dan nog jaren met elkaar bakkeleien over die laatste 20 procent of zullen we gewoon aan de slag gaan? Met elkaar en voor elkaar. Er is werk te doen. Een hoop werk. Er is hoop. Hoop voor de toekomst.
Tekst: André Hoogendijk
André Hoogendijk is directeur van BO Akkerbouw. Hiervoor was hij werkzaam bij de KAVB. André is opgeleid als historicus en als landbouwkundige.
Beeld: BO Akkerbouw