Nieuw: mobiele meststripper voor loonwerkers en melkveehouders
Veelbelovend, zou je denken – en dat klopt: voor melkveehouders met meer dan 200 koeien kan meststrippen rendabel zijn. Maar hoe zit het bij bedrijven met 80 tot 120 koeien, waar een eigen installatie niet uit kan of extra technologie op het boerenerf niet gewenst is? Voor deze groep is de mobiele meststripper ontwikkeld, die van het ene melkveebedrijf naar het andere verplaatst kan worden. Sven Mommers van Farmcubes legt uit waarom deze oplossing interessant is voor melkveehouders die gezamenlijk hun mestproblemen willen aanpakken én voor loonwerkers die meststrippen als extra dienst willen aanbieden.
Wat is een mobiele meststripper?
Sinds 2017 draait er bij een Noord-Brabantse loonwerker een pilotversie van een mobiele meststripper van Farmcubes. Deze pilot heeft waardevolle inzichten opgeleverd die zijn verwerkt in de nieuwe, verbeterde mobiele meststripper. Hoe ziet een mobiele meststripper eruit? “Het hele systeem is geplaatst op een oplegger,” legt Sven uit. “Hierdoor kan de installatie, nadat de mestput bij een melkveebedrijf is leeggepompt en de mest is gestript, verhuizen naar het volgende bedrijf. Zo kunnen meerdere melkveehouders gebruikmaken van deze techniek om hun mestoverschot efficiënt aan te pakken.”
Meststrippen is een interessante neventak voor loonwerkbedrijven die regionale melkveehouders willen ondersteunen bij hun mestoverschot. De mobiele meststripper is daarnaast een serieuze optie voor melkveehouders die liever niet in een vaste installatie investeren – bijvoorbeeld vanwege de kosten of een gebrek aan technische affiniteit – maar wel gezamenlijk een oplossing zoeken voor hun mestoverschot. Sven voegt hier nog een praktische ervaring aan toe: “Een meststripper op wielen geldt niet als vaste installatie, wat vergunning technisch in sommige gevallen een uitkomst kan bieden voor veehouders.”
Een mobiele meststripper kan gemiddeld 10 tot 15 veehouders bedienen, wat vraagt om een vaste groep boeren die zich langdurig aan het gebruik van de installatie committeert. “Zorg dat de groep zich voor de eerste vier à vijf jaar vastlegt,” adviseert Sven. “Zo kan de investering in de mobiele meststripper op een fatsoenlijke manier worden afgeschreven.” In de praktijk draait de mobiele meststripper doorgaans drie weken tot een maand op een bedrijf, waarna de verhuizing en installatie op een volgende locatie meestal twee dagen in beslag nemen.
Hoe werkt meststrippen?
Bij meststrippen wordt de minerale stikstof, voornamelijk in de vorm van ammoniak, uit mest gehaald en omgezet in een waardevolle kunstmestvervanger. Dit proces levert niet alleen schone restvloeistof op die direct op het land kan worden uitgereden, maar ook geconcentreerde meststoffen. Omdat deze geconcentreerde fractie een veel kleiner volume heeft dan de oorspronkelijke mest, verlaagt het de mestafzetkosten aanzienlijk.
Daarnaast wordt de stikstof in de mest optimaal benut, omdat het restproduct als hoogwaardige voedingsstof kan worden ingezet. Wanneer een afvalverwerker deze concentraten ophaalt, blijft de vervuilingslast gelijk, maar is er minder transport nodig. In het artikel Stikstofreductie in de veehouderij: hoe werkt meststrippen? gaat Freek Vermeer, collega van Sven, dieper in op het proces van meststrippen.
Hoeveel kuub kan een mobiele meststripper draaien?
Een van de eerste vragen die Sven krijgt van loonwerkers en melkveehouders die zich oriënteren op een mobiele meststripper, is hoeveel mest deze kan verwerken. Het antwoord is een rekensom: een mobiele meststripper draait jaarlijks zo’n 8.000 uur, waarvan ongeveer 6.000 uren effectief inzetbaar zijn, na aftrek van de tijd voor onderhoud, schoonmaak, transport en het instellen. Met die 6.000 effectieve draaiuren kan de installatie zo’n 48.000 kubieke meter dunne fractie verwerken. Sven: “Denk aan in totaal zo’n 2000 koeien, verdeeld over meerdere boeren.”
De vraag is er, ziet Sven. Als voorbeeld noemt hij een Noord-Brabantse loonwerker die sinds 2017 met de pilot meststripper werkt en inmiddels een overweldigende vraag ervaart. “Sinds de derogatie eraf is, kampen steeds meer veehouders met volle mestputten en doen zij een beroep op de mobiele meststripper van dit loonwerkbedrijf. In de praktijk betekent dit dat de machine soms alweer door moet naar het volgende bedrijf voordat alle putten volledig geleegd zijn,” vertelt Sven. “Zulke situaties komen steeds vaker voor.”
Subsidie, verantwoordelijkheid en logistiek
Voor melkveehouders ligt de focus vooral op mestverwerking, terwijl de provincie zich richt op stikstofreductie. Meststrippen biedt voordelen op beide vlakken: lagere mestafzetkosten én een lagere stikstofuitstoot. Dat biedt subsidiekansen om op in te spelen. “We zijn goed op de hoogte van de subsidiemogelijkheden,” vertelt Sven. “Subsidies lopen vaak via de melkveehouder of diens adviseur, maar wij bieden hierin ook ondersteuning.”
Daarnaast biedt Farmcubes begeleiding bij de opstart en uitvoering. Zo adviseert Sven om één persoon verantwoordelijk te stellen voor het beheer van de installatie, of de meststripper nu wordt ingezet door een loonwerkbedrijf of gezamenlijk wordt aangeschaft door een groep veehouders. “Veehouders hebben hun handen al vol aan hun eigen bedrijf,” legt Sven uit. “Een aangewezen persoon kan de schoonmaak, het afstellen, de verhuizing en de planning organiseren, zodat gedoe en frustratie over wie iets had moeten regelen, wordt voorkomen.”
Ook de logistiek rond de mobiele meststripper vraagt aandacht. Zo moet de veehouder zelf loog op voorraad hebben, zodat de loonwerker niet met deze gevaarlijke stof hoeft te rijden. Daarnaast is opslag van het restproduct – ammoniumsulfaat of ammoniumnitraat – essentieel. Dit kan in een silo bij de veehouder, maar als die ruimte ontbreekt, kan het eindproduct worden opgeslagen bij de loonwerker, die het vervolgens aanbiedt aan veehouders zonder meststripper maar met behoefte aan kunstmest.
De rendabiliteit van een mobiele meststripper hangt af van factoren zoals capaciteit, vraag en beschikbare subsidies. Omdat elke situatie anders is, denkt Farmcubes graag mee met loonwerkbedrijven en melkveehouders om samen de mogelijkheden te verkennen.