Mengvoerbedrijven helpen boeren verduurzamen
Diervoersector doordrenkt van duurzaamheid
Er zijn talloze initiatieven om melkveehouders te stimuleren en te belonen hun bedrijf verder te verduurzamen. Denk aan marktinitiatieven als ‘On the way to PlanetProof’ of het ‘Beter voor Natuur & Boer’-programma van Albert Heijn. Maar het is ook een belangrijk onderdeel van bijvoorbeeld het kwaliteits- en duurzaamheidsprogramma Foqus Planet van FrieslandCampina. Daarnaast heeft bijna elke provincie in Nederland een KPI-project, waarbij via duurzaamheidskengetallen, gekoppeld aan een drempel- en streefwaarde, melkveehouders worden gestimuleerd stappen te zetten richting minder emissies, meer biodiversiteit en een betere waterkwaliteit.
Vaak speelt de voeding van de koeien een belangrijke rol in die verduurzamingsstappen. Bekend is het streven naar een lager RE-gehalte in het rantsoen, wat leidt tot een lagere ammo- niakemissie. Maar ook in bredere zin spelen voeding en daaraan gerelateerde zaken een belangrijke rol.
Dat realiseerde Nevedi (Nederlandse Vereniging Diervoederindustrie) zich ook; zij lanceerde begin juli de Monitor Duurzaam Diervoeder. Kort gezegd formuleerde de brancheorganisatie KPI’s (Kritische Prestatie Indicatoren) voor vier duurzaamheidsthema’s: klimaat (CO2-eq/ton diervoeder), biodiversiteit (percentage conversie-vrije soja en palmolie), circulariteit (percentage rest- en bijproducten & voormalige voedingsmiddelen) en Europese herkomst (percentage herkomst geografisch Europa). Per sector zijn er concrete doelen afgesproken voor 2030 ten opzichte van de over 2018 uitgevoerde nulmeting. De doelen voor de melkveehouderij corresponderen met die van de Duurzame Zuivelketen (NZO en LTO).
Het moet in eerste instantie financieel duurzaam zijn
‘Bredere inspanningen’
Nu richten de KPI’s van Nevedi zich op de duurzaamheid van de mengvoerproductie. Maar zoals Henry Verwaijen, directeur duurzaamheid bij ForFarmers, al zei tijdens de lancering van de Nevedi-monitor: „Mengvoer is in het dieet van koeien maar een klein onderdeel. Het aandeel eigen geproduceerd ruwvoer is veel groter. We zullen als mengvoerindustrie dus bredere inspanningen moeten leveren.”
De mengvoerindustrie pakt die handschoen wat betreft de melkveehouderij serieus op. Vanuit hun eigen duurzaamheidsvisie helpen ze melkveehouders hun bedrijf verder te verduurzamen. Waarbij ze eensgezind verklaren dit te doen met een scherp oog op voedselzekerheid én verdienvermogen. Dat laatste is cruciaal, weet René Krook, productmanager bij De Heus. „Het moet in eerste instantie financieel duurzaam zijn. Wij zitten heel dicht op onze klanten en horen constant: worden mijn uren, mijn investeringen wel betaald of zorgt het voor lagere kosten?”
‘Het doel is niet zoveel mogelijk brok te verkopen’
Meer en beter ruwvoer, dat is waar Voergroep Zuid melkveehouders in bijstaat in het verduurzamen van hun bedrijf. „Natuurlijk zijn data uit de kringloopwijzer daarbij belangrijk”, weet productmanager herkauwers Mat Winkelmolen. Vooral in het sturen op een lagere CO2-voetafdruk per kilogram melk. Vorig jaar realiseerden de klanten van Voergroep Zuid gemiddeld een voetafdruk van 839 gram CO2-eq per kilogram meetmelk tegen gemiddeld 1.246 gram in heel Nederland. Dat komt volgens Winkelmolen deels omdat het coöperatieve voerbedrijf sinds vorig jaar alleen sojaproducten met LUC (Land Use Change)-certificaten gebruikt. Die hebben een circa 80 procent lagere CO2-uitstoot dan niet-gecertificeerde sojaproducten.
Maar de focus ligt op ruwvoerkwaliteit. Om dat te verbeteren heeft de voergroep een scala van producten en diensten. Zo heeft ze drie mobiele NIR-apparaten aangeschaft. „De kuiluitslagen zijn een gemiddelde van de hele kuil, maar je wilt steeds weten: wat voer ik nu?” Ook wordt de mest regelmatig gezeefd als indicator voor de vertering. Daarnaast krijgen de melkveeklanten wekelijks een ruwvoer-app-bericht met daarin de vers-grasanalyses van die week en praktische ruwvoertips afkomstig van Groeikracht. Alle klanten kunnen ook gebruik maken van de rekentools van Groeikracht voor bemesten, stalvoeren en beweiden.
Meer en beter ruwvoer betekent inderdaad minder krachtvoer, erkent Winkelmolen. „Het doel is niet zoveel mogelijk krachtvoer verkopen, maar zorgen voor meer duurzaam rendement met gezonde koeien voor onze melkveehouders.”
Hassan Taweel, innovatiedirecteur Rundvee ForFarmers:
‘Onze focus is het stimuleren van circulariteit’
„Wij zetten daarom in op het verkleinen van de CO2-voetafdruk van onszelf en van onze klanten. En focussen ons op het stimuleren van circulariteit, door de inzet van reststromen en zetten we ons in voor de bescherming van de biodiversiteit. ‘For the Future of Farming’ noemen we dat.” Taweel steekt met zijn team een aanzienlijk deel van zijn jaarlijkse budget in innovaties, waarmee het voerbedrijf melkveehouders helpt om duurzaamheidsstappen te zetten.
Een belangrijk aandachtsgebied is stikstofefficiëntie. Bekend is dat verlaging van het percentage eiwit in het rantsoen daartoe bijdraagt. In 2022 startte ForFarmers met Agro Innovatiecentrum De Marke een proef waarbij koeien de ene dag een rantsoen kregen met een normale eiwitvoorziening en de volgende dag met een lage eiwitvoorziening. De proef laat zien dat prestatie goed blijft (geen verlies in meetmelk), de stikstofefficiëntie met minimaal twee punten omhoog gaat en het ureumgetal met twee punten omlaag. Eerder introduceerde ForFarmers RumiBest en Pens-stimulator, die bewezen te zorgen voor een betere prestatie en voerefficiëntie en daarmee ook een betere ruwvoerbenutting. „We zijn nu een pilot aan het doen met een additief dat direct zorgt voor een betere stikstofefficiëntie. Dat ziet er op voorhand veelbelovend uit.”
Biostimulant voor grasland
Voor biodiversiteit introduceerde het voerbedrijf kruidenrijke grasmengsels. „Ook kijken we naar nieuwe manieren van bemesten én de inzet van biostimulanten. Inmiddels hebben we voor maïs de biostimulant Gro-Add Boost gelanceerd, dat zorgt voor een betere opname van nutriënten uit de bodem. Hiermee verhoog je de zetmeelopbrengst met 10 procent, waardoor je minder hoeft aan te kopen. We kijken nu serieus naar de mogelijkheden voor een biostimulant voor grasland.”
De kringloopwijzer (KLW) is in de melkveehouderij geëvolueerd van mineralenmanagementtool naar een beloningstool voor duurzaamheidsprestaties. Om melkveehouders bij de interpretatie van de data uit de KLW te helpen, ontwikkelde ForFarmers de KringloopWijzer Analyse Tool. Kort gezegd zet deze de KLW-resultaten van de afgelopen drie jaar op een rij, waardoor in een oogopslag zichtbaar wordt gemaakt waar je goed in bent als melkveehouder en waar nog (duurzaamheids)stappen zijn te realiseren.
Geen directe beloning
Aan directe beloningen voor duurzaamheidsprestaties doet het voerbedrijf niet. „Dat ligt meer op het bordje van afnemers als FrieslandCampina.” Taweel is optimistisch dat melkveehouders de komende jaren nog meer en betere duurzaamheidsstappen kunnen zetten. „Ik denk dat er de komende vijf tot zeven jaar oplossingen komen die de methaanuitstoot verder verlagen dan op dit moment al mogelijk is.” Hij noemt daarbij rood zeewier als een belangrijk voorbeeld, waarmee inmiddels wereldwijd volgens hem zeven bedrijven bezig zijn. Taweel zegt dat een betere ruwvoerkwaliteit en -benutting essentieel is voor verdere verduurzaming, evenals meer gebruik van bijproducten. De recente overname van Van Triest Veevoeders past daarbij. „Waar het om draait, is dat wij altijd zullen streven naar het aanbieden van producten die daadwerkelijk waarde toevoegen aan hun bedrijfsvoering.”
Jeroen Verver, directeur Rundvee Agrifirm:
Het verdienmodel van de mengvoerindustrie staat op z’n kop’
De verduurzaming van de melkveehouderij betekent dat de rol van krachtvoer in het rantsoen over tien jaar uitgespeeld is. Goed ruwvoer en weinig verliezen; dat is volgens Jeroen Verver, directeur rundvee bij Agrifirm, de basis. En het is niet nodig om meteen álle duurzaamheidsdoelen na te streven. „Kies niet voor de korte termijn vanuit Excel-management, want dan brand je je toekomstige rentabiliteit op.”
Leg Jeroen Verver, directeur rundvee bij Agrifirm, twee vragen voor: één, hoe helpt Agrifirm mij als melkveehouder om mijn bedrijf verder te verduurzamen? Twee, welke rol spelen KPI’s (duurzaamheidskengetallen) daarbij? Deze vragen blijken de aanzet tot een gloedvol, bijna allesomvattend betoog van de gedreven rundvee-directeur. Zinnen worden soms als kanonskogels afgevuurd om de inhoud extra kracht bij te zetten. De rode draad in zijn verhaal is dat verduurzaming in de voedselketen voor 80 tot 90 procent op het boerenerf gerealiseerd wordt. Hij benadrukt dat het bij de overgang van lineaire naar circulaire landbouw, zoals hij het noemt, cruciaal is om boeren meer te betalen voor hun inspanningen op het gebied van verduurzaming, en niet slechts een onkostenvergoeding te geven zoals nu vaak gebeurt. „Momenteel bereikt maar 10 procent van de economische waarde het boerenerf. Als dat niet verandert, zullen we het verschil niet maken. Dan blijft het bij ‘economy of scale’; wie het meeste volume maakt, heeft de grootste kans om te overleven bij enkel een onkostenvergoeding.”
Wat betekent die omslag van lineaire naar circulaire landbouw voor Agrifirm?
„De afgelopen zes decennia is de agrarische productie vervijfvoudigd met vier superbelangrijke hulpstoffen: krachtvoer, kunstmest, gewasbeschermingsmiddelen en antibiotica. De eerste drie zitten in de toplijn van Agrifirm en zijn in transitie. Het verdienmodel van de mengvoerindustrie staat op zijn kop. De toegevoegde waarde van de mengvoerindustrie verschuift van productverkoop naar integrale advisering; er is een enorme transitie gaande. Nog afgezien van het feit dat de veestapel krimpt en het rantsoen van een koe verandert van brok naar meer ruwvoer, waar de directe marges voor de voerindustrie kleiner zijn.”
„Na de Tweede Wereldoorlog lag de focus op het produceren van voldoende veilig voedsel van goede kwaliteit voor weinig geld. Dit was om de arbeidskosten in de industrie te beheersen en mondiaal te kunnen concurreren. De landbouw heeft dat fantastisch gedaan. Zo ‘succesvol’ dat we als consument inmiddels nog maar 10 procent van ons inkomen aan voedsel hoeven te besteden, ondanks de voortdurende inflatie, ook op de productie. Maar de melkprijs is de afgelopen 25 jaar grofweg hetzelfde gebleven. De inflatie is opgevangen door vakmanschap in combinatie met schaalvergroting, mechanisatie, innovatie, automatisering en de eerder genoemde hulpstoffen. De complexiteit, zowel arbeid- als kapitaalintensiteit, en de toegenomen regeldruk, zijn hierdoor enorm toegenomen. Er ontstaat een kettingreactie van opschaling om die complexiteit en duurzaamheid in al zijn facetten (gezin, dier, omgeving) te managen, terwijl de vraag naar dierlijk eiwit, vooral in de vorm van zuivel, alleen maar groeit en perspectief biedt.”
Hoe doorbreken we die kettingreactie, zoals jij dat noemt?
„De overheid heeft afgedwongen dat de carbon footprint omlaag moet. Dat wordt in 2030 via de retail afgedwongen. De retail kan groencertificaten kopen, maar beter is het om dat geld te gebruiken om de primaire sector te belonen voor aantoonbare verduurzaming, die voor 80 tot 90 procent op het boerenerf plaatsvindt. Dan stroomt geld naar degenen die het meest efficiënt en effectief zijn. Daar moeten wij samenwerken; toeleveranciers, boeren, de verwerkende industrie en de retail. Zelfs Agrifirm, en dat is niet arrogant bedoeld, is te klein om dat alleen te realiseren. Daarbij zijn data uit de kringloopwijzer als bewijslast cruciaal. Het is misschien een draak van een systeem omdat de data pas achteraf beschikbaar komen, maar ze zijn enorm waardevol om de beloning op de juiste plek te laten vallen. Laat die kringloopwijzer voor ons werken en niet wij voor de kringloopwijzer.”
Je drukt duurzaamheid nu alleen uit in CO2-equivalent per kilo melk. Maar als boer moet ik ook iets doen met biodiversiteit en waterkwaliteit. Hoe wordt die toegevoegde waarde boven het niveau van een onkostenvergoeding uitgetild?
„Ik ben opgegroeid op een boerderij. Mijn boerenhart doet pijn als ik zie dat je qua CO2-voetafdruk per kilo melk veel winst kunt boeken door het aandeel snijmais in het rantsoen te verhogen. De verleiding is groot om grasland om te zetten naar bouwland. Maar de boerenpraktijk is anders. Het duurt immers decennia om er één centimeter zwarte grond bij te krijgen. Die basis onder je bedrijf moet je natuurlijk nooit uithollen. De grote vraag is daarom: zijn we bezig met Excel-management of met goede landbouwpraktijk? Als je op elke KPI wilt scoren om je CO2-doel te halen, dan vreet je uiteindelijk je bedrijf op. Als we alles tegelijk willen oplossen, komen we niet van de plek. Je moet dus met de kringloopwijzer in de hand bewust en bekwaam keuzes maken. Als je 20 doelen stelt, lukt het je zonder geluk niet om één doel te halen. Stel je 1 tot 3 doelen, dan haal je ze. Ik zeg: laten we beginnen, want dan gaan we leren. Uiteindelijk zal het boerenverstand zegevieren; ga niet ééndimensionaal die 800 of 900 gram CO2-equivalent nastreven. Dat is liquiditeitsdenken. Het gaat om rentabiliteit, dat is je bron van inkomen, jouw boerderij gezond houden. Opbouw van organische stof in de bodem is daarvoor essentieel, zeker bij afbouw van derogatie!”
Als jij het hebt over Excel-management, doel je dan op de publieke en private KPI-aanpak om verdere verduurzaming te stimuleren?
„Ja, als je alleen rechts onderaan kijkt wat er in Excel staat, de optelsom van punten die je kunt scoren op verschillende KPI’s, en je doet er alles aan om dat te bereiken, dan is het risico van roofbouw levensgroot. Doelsturing is essentieel, maar dat gaat verder dan Excel-management. Gezond boerenverstand vereist een integrale aanpak om rentabiliteit duurzaam te borgen. En dáár ligt een belangrijke taak voor de voerindustrie, en niet alleen voor Agrifirm: het laten zegevieren van boerenverstand. Daar sta ik voor! Wij verkopen perspectief, en misschien is dat brok.”
Misschien is dat brok? Wat bedoel je daarmee?
„Dat klinkt bijna als vloeken in de kerk, hè. Maar de boeren hebben ons 120 jaar geleden niet opgericht om zoveel en zo duur mogelijk krachtvoer te verkopen, maar om meerwaarde te creëren door samenwerking en centraal inkopen. Dat is uiteindelijk uitgegroeid tot het maken van krachtvoer, om ruwvoer tot waarde te brengen en voedingsfouten te voorkomen. Dat is ooit zo ontstaan, en daarvoor zijn de fabrieken gebouwd. Maar dat wil niet zeggen dat we die in stand moeten houden. We moeten het rendement van boeren in stand houden. Toevallig deden we dat door brok te maken, maar of dat over 10 jaar nog zo is… ik denk van niet. Reken er maar op dat de verschijningsvorm brok, dus nutriënten aanvullend op het ruwvoer dat de boer zelf heeft geteeld, flink zal veranderen.”
Terug naar die KPI’s, of Excel-management zoals jij dat noemt. Die zijn er om vage duurzaamheidsdoelen te vertalen naar concrete boerendoelen. Is dat geen goede ontwikkeling dan?
„Jawel, maar het grote gevaar is dat de eerste reactie wordt: verdunnen! Meer melk levert al snel een lagere CO2-voetafdruk per kilo melk op, bijvoorbeeld. ‘Milk pays the bills’ en dat is wéér lineair. Daarom ben ik zo fanatiek, want ééndimensionaal Excel-management leidt tot verdunnen. Het is essentieel om bij de KPI’s die jij kiest uit de 40 pagina’s tellende kringloopwijzer, bewust te kijken naar jouw situatie, jouw bedrijf, jouw grondsoort en jouw areaal. Welke KPI stuur ik wel op en welke bewust (nog) niet? Want ik kan wel 1,5 cent meer melkgeld hebben, maar als mijn organische stofgehalte daalt, dan vreet ik letterlijk mijn bedrijf op.”
Dat is heel ingewikkeld. Hoe helpt Agrifirm mij daarbij?
„Wij helpen om die bedrijfsspecifieke doelen te stellen, bewust keuzes te maken, te prioriteren en deze planmatig te realiseren. De basis is om meer te melken uit ruwvoer, met een goede pensgezondheid als uitgangspunt; de essentie van herkauwers. Dat begint natuurlijk met goed ruwvoer telen. Daarna wordt echt het verschil gemaakt: broei-, inkuil- en uitkuilverliezen variëren enorm. Dat gaat al snel over 5 tot 8 cent per kilo melk. Melkveehouders ervaren stilstand omdat regelgeving investeringen in de weg zit. Maar voor een goede sleufsilo hoef je meestal geen zwaar vergunningstraject door. Minder in- en uitkuilverliezen leiden direct tot minder krachtvoer. Wat dat krachtvoer betreft, hebben wij AminoGo ontwikkeld: raap en soja met een heel hoge pensbestendigheid van het ruw eiwit. Wij gebruiken vooral raap, omdat het vanwege de Europese oorsprong een lagere CO2-voetafdruk heeft dan soja. Dit wordt bestendig gemaakt met groene elektriciteit die we van de boeren terugkopen of met groencertificaten. Er wordt dus geen fossiele brandstof gebruikt, en het zorgt voor een betere efficiëntie in het maagdarmkanaal van een koe. Zodanig dat het ureumgetal in de melk significant lager is, waardoor het BEX-voordeel, waardoor je minder mest hoeft af te zetten, ook aantoonbaar gemaakt is.”
Je noemde aan het begin dat het verdienmodel van de mengvoerindustrie op zijn kop staat en er een transitie gaande is. Wat is nu de kern van die transitie?
„Dat het superbelangrijk is dat we samen met onze melkveehouders hun herkauwers optimaal in staat stellen om van relatief goedkoop plantaardig eiwit duur dierlijk eiwit te maken, binnen de kaders die hun specifieke situatie daaraan stelt. Zodat je koeien melkt die makkelijk drachtig worden, weinig klauw- en afkalfproblemen hebben, en serieus melk geven op een economisch en ecologisch duurzame manier. Het gevaar is dat melkveehouders terugvallen in een eerste reflex van verdunning en tegen Agrifirm zeggen: ik wil 40 kilo melk per koe melken en wel volgende maand! Als je dat niet snel organiseert, ben ik weg, want anders kan ik de mestafzetkosten niet betalen. Dit is een korte termijn strategie en liquiditeitsdenken met roofbouw op rentabiliteit en stabiliteit. De marges in de melkveehouderij zijn te smal om alleen voor liquiditeit te gaan. Je moet het uier melken, maar niet het skelet. Je mag je grond gebruiken, maar niet verbruiken door de organische stof te verliezen. Dus pas nu op dat je vanuit Excel-management gaat voor de korte termijn, voor liquiditeit, waarbij je je toekomstige rentabiliteit verbrandt. Elk melkveebedrijf moet daarbij een eigen integrale afweging maken waarbij wij ze helpen. Want dat is ons bestaansrecht, niet om zoveel mogelijk brokjes te maken!”
Tekst: KPI: Rochus Kingmans
Gepokt en gemazeld in de landbouwjournalistiek en communicatie.
Beeld: Ellen Meinen, Susan Rexwinkel, ForFarmers, Agrifirm