Melkveehouder Wim van de Geest over KPI’s:
‘Er is nog een wereld te winnen én te verdienen’
„In Nederland word je plat geknuppeld met wet- en regelgeving. Zodanig zelfs dat de overheid soms ook niet meer weet waar ze mee bezig is.” Zo, dat is meteen maar even een statement van Wim van de Geest, melkveehouder in Spakenburg (UT). Maar hij maakt daarmee wel goed duidelijk waarom hij voorstander is van de inzet van kritische prestatie indicatoren (KPI’s, en soort kengetallen). In de verdere verduurzaming van de melkveehouderij zorgen KPI’s en de Kringloopwijzer dat de duurzaamheidsdoelen inzichtelijk worden en waar je als boer op kan sturen.” Met KPI’s in de hand kun je ook termen als ‘sloopmelk’, zoals onlangs in radiospotjes van Wakker Dier, ontkrachten, meent hij. „De gemiddelde leeftijd bij afvoer is op ons bedrijf 98 maanden (8 jaar en 2 maanden, red.), tegen gemiddeld circa 70 maanden (5 jaar en 10 maanden, red.) in Nederland vorig jaar. Zo kan ik laten zien dat de melkkoeien gezond oud kunnen worden en ik duurzaam bezig ben.”
Van de Geest werkt concreet met drie initiatieven gebaseerd op duurzaamheidskengetallen: Foqus Planet van FrieslandCampina, de GLB ecoregeling en sinds kort ook de Utrechtse Monitor Duurzame Landbouw (UMDL). Om met die eerste te beginnen: de melkveehouder ontvangt netto 1,00 euro per 100 kilo melk als weidepremie. De koeien gaan ’s dagelijks naar buiten volgens het principe van omweiden, waarbij ze telkens een ander perceel krijgen. Voor de weidepremie moet jaarlijks minimaal 720 uur geweid worden. Daar komt een duurzaamheidstoeslag bij van netto 0,80 euro per 100 kilo melk als beloning voor de lagere CO2-voetafdruk en andere parameters wat zorgt voor een totale toeslag van 1,80 euro per 100 kilo melk. „Door het meer toepassen van bijproducten in het rantsoen wil ik toewerken naar lagere emissies.”
De basis van een lage CO2-voetafdruk is een steengoede graskuil
Bedrijfsgegevens
Wim van de Geest (53) heeft een maatschap met zijn zoon Klaas. Het melkveebedrijf heeft 65 koeien en 35 stuks jongvee in Spakenburg (UT). Hij beschikt over één melkrobot, zowel de koeien als het jongvee worden beweid. Productie: 8.845 kilo melk per koe, 4,51 procent vet en 3,66 procent eiwit. Totaal is er 38 ha beteelbare grond, klei op veen. 23 ha is eigendom, waarvan 5 ha bestaat uit kruidenrijk grasland (nieuwe natuur, Subsidieregeling Natuurbeheer). Daarnaast heeft de melkveehouder 7 ha reguliere pacht en nog wat hectares losse pacht. Op het bedrijf zijn ook 11 pensionpaarden gehuisvest. Naast het melkveebedrijf is hij partner in K&G Advies, een onafhankelijk adviesbureau, dat hij samen met collega Johan Kranenburg heeft opgericht in 2005.
‘Steengoede graskuil’
Van de Geest draait aan een aantal knoppen wat leidt tot die lagere CO2-voetafdruk. „De basis is een steengoede graskuil, ik wil zoveel mogelijk ruwvoer benutten”, zegt hij, wijzend naar een volle sleufsilo voorzien van zwart glanzend plastic. „Het viel niet mee vanwege het supernatte voorjaar, maar begin mei hebben we een dikke eerste snede gehakseld binnen kunnen halen. We zaten rond de 4.500 kg droge stof/ha met waarschijnlijk 900 á 920 VEM; een mooie kwalitatieve basis.” Vorig jaar haalde hij 10,5 ton droge stof van een hectare.
De melkveehouder stuurt nadrukkelijk op een laag RE-gehalte in het rantsoen. Het daaraan gelieerde ureumgetal is nu gemiddeld 18, vorig jaar zat hij gemiddeld over de eerste vijf maanden op 21. „Alleen met goed ruwvoer krijg je met je ureumgetal naar beneden.” Het rantsoen van de koeien bestaat verder uit vier kilo SodaGrain (met natronloog ontsloten tarwe), wat volgens Van de Geest een lagere CO2-voetafdruk heeft en kostprijs-technisch ook interessant. „Krachtvoer kost rond de 35 euro per 100 kilo, dit heb ik nu voor 23,70 euro onder plastic liggen.” Daarnaast krijgen de koeien 8 kilo perspulp en omgerekend 18 kilo krachtvoer per 100 kilo melk in de melkrobot verdeeld over twee voersoorten.
40 kilo ammoniak per hectare
Het tweede initiatief waar Van de Geest aan mee doet is de UMDL. Op basis van 15 KPI’s, van stikstof bodemoverschot tot tankmelkureum en van percentage blijvend grasland tot het percentage groenblauwe dooradering, zijn er punten te scoren (zie: https://www.provincie-utrecht.nl/sites/default/files/2024-04/Flyer%20Utrechtse%20Melkveehouder%20Boeren%20Beter%20%2819-04-2024%29.pdf
Afhankelijk van die score kan de beloning per jaar variëren van minimaal 300 euro, wat kan oplopen tot maximaal 5.000 euro per bedrijf per jaar. „De provincie Utrecht streeft in haar plannen naar gemiddeld 40 kilo ammoniak per ha. Ik zit momenteel op 50 kilo, dus ik wil mijn steentje bijdragen aan dat provinciale doel door nóg scherper op eiwit te gaan voeren en de kunstmestgift sneller af te bouwen”.
Bij de ecoregeling van het GLB haalde Van de Geest ‘met pijn en moeite’ zilver, dus een plus van 100 euro per ha. Dit komt met name omdat het met een melkrobot niet ‘handig’ is om 1.500 uur per jaar te weiden.
Bufferstroken mag ik niet maaien of beweiden; wie bedenkt zoiets
Beloning belabberd
De Utrechtse melkveehouder is kritisch op de beloningen voor inspanningen qua biodiversiteit. „De bufferstroken met kruiden uit de GLB-eco-regeling mag ik niet maaien of beweiden; wie bedenkt zoiets?” De vergoedingen voor bijvoorbeeld uitgesteld maaibeheer van 1.300 euro per hectare dekken volgens de melkveehouder maar 70 procent van de kosten, laat staan dat je het woord beloning daarbij in de mond kan nemen. Een belangrijke en storende factor met betrekking tot beloningen is volgens hem de zogenoemde de-minimis-eis. Kort gezegd een plafond in euro’s waarbij als je daarboven komt de Europese Unie dat als staatsteun beschouwt. „Voor een MKB-bedrijf is dat plafond 100.000 euro per jaar, voor een melkveebedrijf gemiddeld 20.000 euro over drie jaar. Terwijl er inmiddels genoeg melkveebedrijven zijn die groter zijn dan een boekwinkel om maar wat te noemen. Met de staatssteunregeling ontmoedigt de overheid onbedoeld de verduurzaming van de sector. Dit onderwerp is al meerder keren benoemd in diverse settings als remmende factor voor de sector. Helaas wordt er weinig tot niets mee gedaan. Als die de-minimis-eis op tafel blijft liggen, betekent dit een behoorlijk afbreukrisico voor de verdere verduurzaming van de melkveehouderij in Nederland”, aldus Van de Geest.
Geen doel op zichzelf
Van de Geest is een nuchtere, rationele ondernemer. Hij vindt verder verduurzaming belangrijk, wil daar ook echt zijn steentje aan bijdragen, maar waarschuwt dat de KPI’s geen doel op zichzelf moeten worden. „Ik zie het als resultante van mijn bedrijf.”
Daarmee bedoelt hij dat hij zijn bedrijf niet inricht aan de hand van die duurzaamheidskengetallen, maar ze gebruikt om zijn eigen duurzaamheidsfilosofie en vooral zijn eigen vakmanschap te toetsen. De veehouder streeft naar een gezonde veestapel die lang meegaat met een Dier Dag Dosering onder de 1. Daarom is hij in 2016 met het triple A-systeem begonnen, waar hij naar eigen zeggen nu de vruchten van plukt. De gezondheid en levensduur ondersteunt hij verder door de koeien krijt bij te voeren. Dat doet hij al sinds 1996 op advies van de in 2010 overleden markante dierenarts en vruchtbaarheidsspecialist Dirk Zaaier. „Koeien die veel melk geven hebben calcium nodig. Als je daar niet op stuurt en aan rekent gaan je koeien de vernieling in”, zegt hij stellig. „Uiteindelijk komt die krijt via de mest ook op het land, waardoor ik het bodemleven ondersteun.”
Het bedrijfsdoel is verder om zoveel mogelijk goed ruwvoer te winnen en benutten, door te groeien naar 600.000 kilo melk, waarmee hij op een intensiteit van circa 15.000 kilo melk per ha uit zou komen. Verder wil Van de Geest nog zwaarder inzetten op de CO2-voetafdruk, waardoor hij de maximale plus van 1,5 cent per kilo melk van FrieslandCampina kan binnenhalen samen met de reductie van de ammoniakemissie.
‘Nog een wereld te winnen’
Waar het volgens Van de Geest in de hele verduurzamingshectiek vooral om zou moeten gaan is het bestaansrecht van de melkveehouderij in Nederland. „De doelen in de Green Deal van de EU hebben voor Nederland een hoog gehalte aan wensdenken. Hier in deze polder kunnen geen akkerbouwgewassen geteeld worden. Daarmee is gras de hoofdteelt. Daarbij is de grond te duur en zoveel landbouwgrond hebben we niet eens. Hét bestaansrecht van de melkveehouderij is dat we in Nederland van ruwvoer, niet geschikt voor humane consumptie, hoogwaardige producten maken op een duurzame, economisch verantwoorde manier. Dat moeten we koesteren en bewaken. Ook de inzet en het verwerken van reststromen uit de humane voedingsindustrie zijn een belangrijk bestaansgrond voor de melkveehouderij in Nederland. Het is daarbij van belang dat natuur en landbouw meer gezamenlijk optrekken en niet als twee aparte ‘werelden’. Ik ben ervan overtuigd dat er daar qua verdere verduurzaming nog een wereld te winnen én te verdienen is.”
Tekst: KPI: Rochus Kingmans
Gepokt en gemazeld in de landbouwjournalistiek en communicatie.
Beeld: Ellen Meinen