Wunnekink: ‘Met BBB liggen er goede kaarten op tafel, we moeten als sector nu oogsten’
Dit topartikel wordt eenmalig gratis aangeboden door de redactie van Agrio
400.000 vrachtwagens met dierlijke mest kunnen in 2025 niet worden geplaatst; in totaal 15 miljoen kilo mest, rekende de Kamer deze week al voor. Waar moet dit heen? Het is een vraag waar de melkveehouderijorganisaties zich al lange tijd over buigen. Een antwoord op deze vraag is beslist niet makkelijk.
De zeven sectororganisaties, die zich hebben verenigd in de zogenoemde ‘G7’, werken op dit moment aan oplossingen om de druk met de mestmarkt te verlagen. Daarbij borduren ze voort op het crisisplan dat LTO, NAJK, NZO en Natuurweide eerder dit jaar presenteerden.
Oplossingen
Zo willen de organisaties op korte termijn meer mestplaatsingsruimte creëren door de correctiefactor via gasvormige verliezen te vergroten en ruw eiwit in het rantsoen te verlagen (voerspoor). Op de langere termijn pleit de G7 voor het verkleinen van het aantal met nutriënten verontreinigde gebieden en een nieuwe derogatie in Brussel.
Wunnekink erkent, net als bijna de hele Kamer, dat 2025 een heel lastig jaar gaat worden voor melkveehouders. De lobby in Brussel voor ruimere mestregels is niet van vandaag op morgen geregeld, terwijl de mestproductie wel zo snel mogelijk omlaag moet om in 2025 aan de voorwaarden uit de derogatiebeschikking te voldoen.
Slachtpremie
Harm Holman (NSC) stelt voor dat de Rijksoverheid, in overleg met sectorpartijen en zelfs private partijen, op korte termijn een regeling instelt waarbij melkveehouders vrijwillig koeien of fosfaatrechten in kunnen inleveren; een soort van slachtpremie. Op deze manier moet dan de mestproductie in 2025 omlaag worden gebracht. Of dit financieel haalbaar is en of er geen juridische belemmeringen zijn, dat weet landbouwminister Femke Wiersma nog niet. Daarover wil ze in gesprek met de sectorpartijen.
Erwin Wunnekink staat niet onwelwillend tegenover zo’n maatregel, maar benadrukt dat dit dan wel op basis van vrijwilligheid en tijdelijk moet zijn. „Boeren moeten niet het idee hebben dat ze niet meer naar hun oude niveau van de veestapel terug kunnen van voor deelname aan de regeling. Dat is belangrijk. Het is wel de snelste manier om de druk op de mestmarkt te verminderen.”
Volgens de vakgroepvoorzitter moet de minister wel goed kijken naar op de opzet. „Veel boeren, waaronder ikzelf, zitten nog met veel pijn door het fosfaatrechten debacle. Sommigen zullen daardoor huiverig zijn. De overheid moet herhaling voorkomen en goed kijken naar de voorwaarden en opzet van zo’n regeling. Zelf broeden we als vakgroep op dit moment ook over de opzet van zo’n regeling, zodat er snel actie kan worden ondernomen.”
Stoppersregeling eerder openen
Een andere optie voor de korte termijn zou volgens de Kamer kunnen zijn dat de minister sneller dan in 2026, de nieuwe brede beëindigingsregeling gaat openen. Dat is ook de wens van de vakgroepvoorzitter. Als zo’n regeling in 2025 kan worden geopend, dan zou er volgens Wunnekink al veel druk van de mestmarkt kunnen worden afgehaald.
Volgens hem zijn er ook in de melkveehouderij boeren die geen opvolging hebben en graag willen stoppen. Die zouden nu al mee kunnen doen aan de Lbv of Lbv+, maar Wunnekink merkt dat daar niet veel enthousiasme voor is. „Het is zo dat de Lbv en Lbv+ vooral zijn gericht op varkens- en pluimveehouderij. Voor de melkveehouderij blijft de deelname achter, omdat de voorwaarden niet aantrekkelijk zijn. Voor met name de bedrijven die oude stallen hebben, zijn de regelingen minder interessant. Daarnaast moet je ook voldoen aan voorwaarden met betrekking tot emissie op Natura 2000-gebieden. Er zijn melkveebedrijven die wel mee willen doen, maar niet voldoen aan de voorwaarden."
De voorzitter hoopt daarom dat de minister snel de nieuwe brede beëindigingsregeling gaat openen en dat de voorwaarden ook interessant zijn voor melkveehouders.
Extensiveringsregeling
Voor de blijvers zou een brede extensiveringsregeling in de grasrijke gebieden kunnen helpen voor boeren, als in de voorwaarde wordt opgenomen dat dit ook leidt tot extra mestplaatsingsruimte. Op dit moment is er een nieuwe extensiveringsregeling, maar deze geldt alleen nabij Natura 2000-gebieden. Daardoor komen er heel weinig melkveehouders in aanmerking voor die regeling. Wunnekink: „Zo’n nieuwe extensiveringsregeling zou boeren moeten helpen om grond aan te kunnen kopen.”
Voerspoor
Een andere optie waar melkveehouders nu al mee aan de slag kunnen, is het voerspoor. Wunnekink, binnen de G7 verantwoordelijk voor dit thema, adviseert boeren om ook naar het ruw eiwitgehalte te kijken. „Heel veel bedrijven sturen op ureum, maar de correlatie met stikstofproductie en ureum is veel lager dan stikstofproductie en ruw eiwit. Laag ureum kan samengaan met hoog ruw eiwit. Daar is nog veel winst te halen. We hebben in het verleden laten zien dat de stikstofuitstoot omlaag kan. Daar moet de focus weer op.”
De cijfers regelmatig tegen het licht houden met de voervoorlichter kan volgens hem geen kwaad. „Vooral bedrijven met een groot of volledig grasrantsoen kunnen daar nog winst behalen, verwacht ik. Vanuit de G7 zullen we ook aandacht besteden aan het optimaliseren van het ruw eiwit, om zo melkveehouders te prikkelen.”
Het voerspoor vindt hij een mooi voorbeeld: „Ik vind dat je vooral melkveehouders zelf moet laten bepalen wat ze willen doen om de mestproductie te verminderen. Aan de keukentafel ontstaan de beste oplossingen. Als iedere boer inzet op managementmaatregelen en we er als sector samen de schouders eronder zetten, dan komen we een heel eind.”
Kritiek vanuit varkens- en pluimveehouderij
Vanuit de varkens- en pluimveehouderij komt er op dit moment veel kritiek op de melkveehouderij. Bij beide intensieve sectoren worden de sectorale plafonds verlaagd en moet er worden afgeroomd. Dat zorgt voor frustratie, omdat beide sectoren naar eigen zeggen nauwelijks bijdragen aan het mestprobleem. „Ik snap dat heel goed, tegelijkertijd is de deelname binnen deze sectoren het grootste aan de opkoopregelingen, omdat de voorwaarden minder gunstig zijn voor melkveebedrijven. Dat maakt het onverlet dat we als melkveesector ook keihard aan de slag moeten om de mestproductie binnen onze sector te verlagen.”
Dat heeft ook een politieke reden. „Met BBB op het ministerie van landbouw liggen er sinds jaren weer goede kaarten voor boeren. Het is nu tijd om te oogsten.”
Hij is positief over de optredens van Wiersma tot nu toe. „Ze is kundig en heeft inhoudelijk veel kennis over de dossiers. Het is nu de vraag hoe zij gaat onderhandelen in Brussel en of zij de boerenorganisaties achter zich weet te krijgen. Dat is wel heel wat anders dan een inhoudelijk debat voeren in de Kamer. Tot nu toe houdt ze de boot een beetje af met de overleggen op het ministerie. Ik hoop dat daar verandering in komt.”
Agractie teleurgesteld over mestdebat: ‘Beleid en wetgeving die niet deugt moet de prullenbak in’
Agractie kijkt teleurgesteld terug op het debat, zo laat het in een persbericht weten. ‘Wij vragen ons af of Tweede Kamerleden de ernst van deze gecreëerde mestsituatie wel onder ogen zien en of het besef er is als er geen echte oplossingen komen, dat er een grote kaalslag gaat plaatsvinden in de agrarische sector, vooral in de melkveehouderij.’ Agractie benadrukt daarom nog maar eens: ‘Stop met het voortborduren op een verrot fundament. Beleid en wetgeving die niet deugen moeten de prullenbak in!’
De organisatie zag bij meerdere Kamerleden tijdens het debat een ‘afwachtende houding’. ‘Daar balen we van. Er wordt van de agrarische sector verwacht met oplossingen te komen, terwijl afgelopen kabinetten deze puinhoop hebben aangericht. Agractie ziet graag een mestbeleid waarin de behoefte van bodem en gewas centraal staat en een goede waterkwaliteit randvoorwaarde is. Zoals gisteren weer eens bleek is de mestproblematiek vooral een politieke discussie. Waar het over moet gaan - goede landbouwpraktijk en zorg voor bodem en gewas - maakt geen onderdeel uit van het debat. Boeren zijn dat spuugzat!’
Ook Agractie is net als andere boerenorganisaties niet tegen vrijwillige opkoopregelingen, maar wel tegen het lukraak opkopen van boerenbedrijven. ‘De vraag is of de minister de tijd kan nemen om zo’n opkoopregeling om te buigen naar een ‘blijvers/wijkers-regeling’ en om hiervoor het benodigde budget vrij te maken. Daarbij zal wat mestplaatsing betreft het effect hiervan al in voorjaar 2025 merkbaar moeten zijn.’
Grondgebondenheid
Meerdere Kamerleden vinden dat er een norm voor grondgebondendheid moet komen. Agractie is daar fel op tegen. ‘Met de invoering van grondgebondenheid in welke vorm dan ook, zal er geen hectare extra plaatsingsruimte ontstaan en zal dat dus ook niet bijdragen aan de oplossing van het gecreëerde mestprobleem en ook niet aan de verbetering van de waterkwaliteit. Sterker nog: invoering van grondgebondenheid zal voor individuele boeren een andere vorm van sanering betekenen. Daarbij is door fosfaatrechten de omvang van de veestapel al begrensd. Grondgebondenheid is een nepoplossing. Er is meer mestplaatsingsruimte nodig’, concludeert de boerenorganisatie.
Inzet in Brussel
Agractie pleit, net als vaker, dat er meer mestplaatsingsruimte moet komen. De minister moet met steun van het parlement alles op alles zetten in Brussel om dit te realiseren. In gebieden waar de waterkwaliteit nu al goed is of sprake is van een trend in die richting zou nu al een overgangsregeling moeten komen. ‘Het blijft van de zotte dat boeren nutriënten voornamelijk uit kunstmest moeten halen en niet uit gezonde dierlijke mest. Dit is ook onderdeel van onze inbreng in het melkvee-collectief. We blijven dit uitdragen richting Kamerleden en in gesprekken op het ministerie.’