Video: Met de Derogatiewijzer® meer grip op mest
Met de afbouw van de derogatie moeten melkveehouders meer mest afvoeren. Drie vragen staan daarbij centraal:
- Wat zijn de mogelijkheden om minder mest te hoeven afvoeren?
- Hoe zorg je ervoor dat je die voldoende mest in put hebt om af te voeren?
- Hoe kan je met minder mest de grasproductie op peil houden?
Om je te helpen bij het beantwoorden van die vragen is de Derogatiewijzer® ontwikkeld. Een simulatieprogramma, ontwikkeld door Aart Pellikaan van PPP-Agro Advies en Harm Rijneveld van Adviesbureau ‘Terug naar de basis’, waarover elke WeideCoach beschikt en die automatisch de gegevens uit de KringloopWijzer laadt. Vervolgens kun je ‘spelen’ met allerlei variabelen, zoals hoeveel mest je wanneer wilt afvoeren of wilt inzetten in het voorjaar. Of wat het effect is van een lager RE-gehalte in je rantsoen. Wat de consequentie is van al je management-maatregelen op het verloop van je mestvoorraad wordt getoond in een overzichtelijke grafiek. Daarnaast rekent de simulatietool ook uit wat het effect is op de mestafzetkosten, de benodigde mestopslagcapaciteit, wat het financiële voordeel is van een lager RE-gehalte in het rantsoen én of het financieel wel/niet interessant is om extra land te pachten.
Vijf handvatten
Om weidegang te combineren met de aflopende derogatie zijn er vijf handvatten:
- Zorg voor een laag RE-gehalte in je rantsoen
- Zorg ervoor dat je mestput half juni nagenoeg leeg is
- Gebruik minimaal drijfmest in/op de weidepercelen
- Neem een mestmonster op moment van uitrijden
- Weidt liever 2 keer korter op een dag dan 1 keer lang
Met minder ruw eiwit in je rantsoen hoef je minder mest af te voeren. Het zorgt immers voor een lager ureumgetal, waardoor de stikstofexcretie per koe daalt. En aangezien derogatie niet gaat om de kuubs mest, maar om de stikstof die erin zit zorgt dit eerste handvat voor de eerste winst. Want je houdt niet alleen meer kuubs mest over die je zelf kunt gebruiken; het zorgt ook nog eens voor lagere mestafzetkosten.
Slim mest sparen
Om voldoende mest in de put te hebben om af te voeren moet je slim mest sparen. Dat is de kern van het tweede handvat. Zodat je in het voorjaar, als de werkingscoëfficiënt het hoogst is, optimaal gebruik kunt maken van de dierlijke mest op je weide-, maar vooral op je maaipercelen. Als de put half juni nagenoeg leeg is, vult het zich zodanig dat later in het jaar (augustus/september) mest afgevoerd kan worden op het moment dat de akkerbouw er behoefte aan heeft. Waarna de mestput zich, zeker na afloop van het weideseizoen, weer vult waardoor er in februari het jaar erop voldoende beschikbaar is voor aanwending op de weide- en maaipercelen. De Derogatiewijzer® helpt je om zo slim mogelijk mest te sparen. En te bekijken of er voldoende mestopslagcapaciteit is. Als je slim spaart heb je ook met weiden voldoende mest in de put. En even een snelle rekensom: bij 720 uur weiden komt er 92% van de mest in de put. En ook bij extensieve bedrijven, die 3000 uur weiden, komt er nog steeds 65% in de put.
Waarde weidemest
Het derde handvat is feitelijk een pleidooi om de waarde van weidemest mee te nemen in je bemestingsplan om met minder mest toch je grasproductie op peil te houden. Simpel gezegd: de mest die de koeien zelf brengen op de weidepercelen hoef je niet uit te rijden. Waardoor je meer overhoudt voor je maaipercelen, wat weer betekent dat er minder kunstmest ingezet hoeft te worden.
Het vierde handvat heeft ook te maken met het toekennen van waarde aan de mest. Daarbij is een mestmonster, genomen als mest wordt afgevoerd, niet altijd de juiste graadmeter. Vooral als je veel later de mest gebruikt bijvoorbeeld. Maar ook belangrijk: uit welke put komt de mest? Als die uit de put komt waar ook het spoelwater van de melkstal in terecht komt is de bemestende waarde minder dan mest uit een andere put.
Twee keer kort weiden
Het vijfde handvat gaat in op het zodanig sturen van je weidegang, dat er toch nog zoveel mogelijk mest in de put terecht komt. Als een koe de wei in komt gaat ze meteen vreten. Na een tijdje gaat ze liggen herkauwen en als ze daarna weer opstaat komt de mestproductie op gang. Van dat natuurlijke ritme kun je gebruik maken door koeien niet een lange, aaneengesloten periode te weiden, maar juist twee keer wat korter op een dag. Dan maak je via weidegang volop gebruik van het gras dat de koeien zelf ophalen; de meest efficiënte manier om eiwit uit gras om te zetten in melkeiwit. En zorg je voor zoveel mogelijk mest in de put.
Vijf vuistregels
De vijf handvatten en zeker de Derogatiewijzer® laten zien dat het een ingewikkeld samenspel is om zo slim en efficiënt mogelijk weidegang te combineren met de aflopende derogatie. Toch zijn er een aantal simpele vuistregels die het effect van mogelijke (mest)managementmaatregelen laten zien. Dit zijn ze, gebaseerd op een voorbeeldbedrijf met 100 koeien en 4 á 5 stuks jongvee per 10 koeien:
- 2-3 punten ureum minder = 1m3 mest minder/koe/jaar
- Dag en nacht weiden met jongvee = 10m3 mest in de weide/dag
- Pinken en kalveren buiten = 40m3 mest in de wei/maand
- 1.000 kilo melk/koe/jaar minder = 2 – 2,5m3 minder mestafvoer/koe/jaar
- 10 koeien eruit (incl. jongvee) = 400m3 minder mestvoer/jaar
Gebruik de Derogatiewijzer®
Meer mest afvoeren met behoud van weidegang: het kan maar dat betekent vooral strakker sturen op je mestvoorraad. Vooral de Derogatiewijzer® helpt je om slim mest te sparen, waarbij je kunt kijken (‘spelen’) wat het effect is van allerlei managementmaatregelen op dit slimme sparen. Neem daarom contact op met je WeideCoach. Samen met haar of hem krijg je naast Grip op Gras ook Grip op Mest!
Groet, Projectteam Grip op Gras