Vaccinatie tegen IBR verplicht vanaf 1 juli 2025
De bestrijding van IBR wordt geregeld onder de Wet Dieren middels een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) die het Besluit houders van dieren wijzigt. De AMvB is op 19 juli opengesteld voor consultatie.
Het voornemen is om een overgangstermijn van een half jaar op te nemen voor de vaccinatieplicht. Bij inwerkingtreding van de AMvB zoals die nu ter consultatie voorligt, met ingang van 1 juli 2025, zouden op 1 januari 2026 alle runderen moeten zijn gevaccineerd, tenzij ze op bedrijven staan die zijn uitgezonderd van de vaccinatieplicht. De overgangsperiode geeft houders de tijd om te voldoen aan de vaccinatieverplichting of om zich aan te melden voor uitzondering op de vaccinatieplicht.
Tweemaal per jaar vaccineren
Het uitgangspunt van de regelgeving is de verplichting voor houders om hun runderen tweemaal per jaar te laten vaccineren tegen IBR. Houders kunnen worden uitgezonderd van deze vaccinatieplicht wanneer uit onderzoek blijkt dat er geen actieve besmetting op het rundveebedrijf aanwezig is. Deze bedrijven hebben vervolgens de plicht om te monitoren dat het bedrijf vrij blijft van IBR door middel van melk- of bloedonderzoek.
Het doel van de regelgeving is de verspreiding van het IBR-virus tussen bedrijven te voorkomen en bedrijven te stimuleren om besmette dieren op te sporen en af te voeren. Uitgezonderd zijn van de vaccinatieplicht is economisch voordelig: jaarlijkse kosten vallen weg. Op deze manier stimuleert de regelgeving houders om vrij te worden.
Geen bestrijdingsplicht
Rundveeziekte Infectieuze Bovine Rhinotracheïtis (IBR) is een Europees gereguleerde dierziekte. Er geldt geen bestrijdingsplicht, maar er is wel een vrijwillig bestrijdingskader in de EU-regelgeving opgenomen. Lidstaten hebben de mogelijkheid om een bestrijdingsprogramma door de Europese Commissie goed te laten keuren met als doel te werken naar een EU-vrije status. Duitsland, Denemarken, Oostenrijk, Finland, Zweden en Tsjechië hebben al een dergelijke status. België en Luxemburg willen de IBR-vrije status op korte termijn bereiken.
Een goedkeuring van het programma door de Europese Commissie leidt tot aanvullende voorwaarden bij de handel van levende runderen binnen de EU, waardoor dieren bij verplaatsing naar Nederland aan aanvullende eisen moeten voldoen. Het doel van deze eisen is om het risico op insleep van het IBR-virus te verkleinen en daarmee de bestrijding te ondersteunen.
Import verleggen
Met alle betrokken sectorpartijen is het voornemen overeengekomen de bestrijding van IBR eerst nationaal te starten en op een later moment het programma ter goedkeuring voor te leggen aan de Europese Commissie, meldt de minister in de Kamerbrief. Dit geeft de sector volgens haar voldoende tijd zich aan te passen en importstromen te verleggen. De IBR-status van België en Luxemburg is van belang om kalveren uit deze lidstaten te kunnen blijven betrekken.
De regels in de AMvB die tot 28 augustus ter consultatie voorligt, zijn gebaseerd op het private IBR-bestrijdingsprogramma van de zuivelsector, dat sinds 2018 verplicht is voor melkveebedrijven en in de praktijk effectief is gebleken. Meer dan 80 procent van de deelnemende bedrijven is volgens dit programma inmiddels vrij of onverdacht van IBR-viruscirculatie.