De onderschatte kracht van vetzuren in het melkveerantsoen
Inzoomen op individuele vetzuren
“Waar we eerder dachten in termen van ruw eiwit, zijn we ons meer gaan richten op specifieke aminozuren. Ditzelfde gebeurt nu ook bij vetten”, licht Kirkland toe. “De aandacht komt meer te liggen op individuele vetzuren.” Vetzuren variëren in ketenlengte – het aantal koolstofatomen dat ze bevatten – en in hun verzadigingsgraad. Die laatste bepaalt of het vetzuur vast (verzadigd, hoog smeltpunt) of vloeibaar (onverzadigd, laag smeltpunt) is.
Vetzuren in veevoeding
In rundveevoeding vind je doorgaans vijf primaire vetzuren: palmitinezuur, stearinezuur, oliezuur, linolzuur en linoleenzuur. In tabel 1 staan de vijf vetzuren weergegeven. De voedingswaarde van een vetsupplement hangt af van de verteerbaarheid van deze individuele vetzuren. “In de pens vindt er automatisch een proces plaats waarbij onverzadigde vetzuren omgezet worden naar verzadigde vetzuren. Wil je dat onverzadigde vetzuren na de pens van betekenis zijn, dan vereist dat een pensbestendige vorm”, legt Kirkland uit.
C18.0 belemmert vetzuurverteerbaarheid
De verteerbaarheid van vetten is bepalend voor de energiewaarde. Tussen vetzuren zitten aanzienlijke verschillen. Een studie van Boerman et al. (2015) toonde aan dat naarmate er meer vetzuren naar de darm gaan, de totale vetzuurverteerbaarheid afneemt. Dat geldt vooral voor C18:0. De verteerbaarheid van C16.0 bleef stabiel, zelfs wanneer de toevoer naar de darm toenam. Dit benadrukt het belang van een hoog aandeel C16.0 vetzuren ten opzichte van C18.0 voor een efficiënte vertering en opname door de koe.
C18.1 bevordert vetzuurverteerbaarheid
“Bovendien is oliezuur (C18.1) een effectief vetzuur bij de creatie van micellen, bepaalde molecuulverbindingen die ervoor zorgen dat vetten opgenomen kunnen worden. Dit is cruciaal voor de vetvertering bij herkauwers”, voegt Kirkland toe. Onderzoek van Michigan State University (de Souza et al., 2018) bewijst die positieve werking van C18.1. Er werden verschillende verhoudingen tussen C16.0, 18.0 en 18.1 vetzuren vergeleken. Koeien in mid-lactatie werden in vier groepen verdeeld:
- Geen vetsupplement (controlegroep)
- Vetsupplement met hoog C16.0 aandeel (80%)
- Vetsupplement met mix C16.0 (40%) en C18.0 (40%)
- Vetsupplement met mix C16.0 (45%) en C18.1 (35%; in pensbestendige calciumzoutvorm)
De resultaten (zie figuur 1) corresponderen met eerdere onderzoeksresultaten, C16.0 continueert de totale vetzuurverteerbaarheid, terwijl C18.0 deze vermindert. Daarnaast zie je in de figuur dat C18.1 de totale vetzuurverteerbaarheid juist bevordert.
Effect van vetzuren op productie en lichaamsconditie
In tabel 2 staan de gedetailleerde resultaten van het onderzoek weergegeven. Alle vetsupplementen laten een positief effect op de melkproductie zien, een gemiddelde toename van 1,9 kg/koe/dag. Kijken we naar het melkvetgehalte, dan zien we verschillen tussen de vetsupplementen. De groep met 80% C16.0 laat een verhoogd melkvetgehalte zien. In de groep van C16.0 (45%) en C18.1 (35%) zien we een groot verschil in gewichtstoename en conditiescore. Dit laat het positieve effect van C18.1 op de lichaamsconditie zien.
Met vetzuursamenstelling sturen op specifiek doel
“De onderzoeken benadrukken het belang van denken in vetzuren in plaats van vetsupplementen, met name de verhouding tussen C16.0 en C18.1. Een hoog aandeel C16.0 stuurt vooral energie naar de melk- en melkvetproductie. C18.1 ondersteunt daarentegen de lichaamsvetreserves van de koe”, licht Kirkland toe. De vetzuursamenstelling van een vetsupplement maakt het mogelijk om op een specifiek doel te sturen; melkproductie, melkvetproductie of lichaamsconditie. Dit doel verschilt per lactatiestadium.
Megalac-range sluit aan bij elke situatie
De pensbestendige vetsupplementen uit de Megalac-range maken het mogelijk op een specifiek doel te sturen. Zo bevat Mega-Fat 88 een hoog aandeel C16.0 vetzuren (88%) en is Megalac samengesteld uit 48% C16.0 en 36% C18.1. Met de vetzuren keuzehulp kies je gemakkelijk welk vetsupplement geschikt is in jouw bedrijfssituatie.
Referenties:
Boerman, J., Firkins, J., St-Pierre, N., & Lock, A. (2015). Intestinal digestibility of long-chain fatty acids in lactating dairy cows: A meta-analysis and meta-regression. Journal Of Dairy Science, 98(12), 8889–8903. https://doi.org/10.3168/jds.2015-9592
De Souza, R., Tempelman, R., Allen, Weiss, W., Bernard, J., & VandeHaar, M. (2018). Predicting nutrient digestibility in high-producing dairy cows. Journal Of Dairy Science, 101(2), 1123–1135. https://doi.org/10.3168/jds.2017-13344