RDA-enquête: Nederland geeft veehouderij rapportcijfer 5,9
Opvallend is dat de respondenten in 2023 een cijfer van 5,9 geven voor de manier waarop er met productiedieren wordt omgegaan, terwijl dit in 2018 nog 6,1 was. In die tussenliggende jaren zijn er aanzienlijke stappen gezet in de veehouderij en is het een belangrijk thema geworden. Blijkbaar hebben de veehouderijsectoren de ontwikkelingen en de staat van het dierenwelzijn in Nederland onvoldoende duidelijk kunnen maken bij de burger.
„We merken dat de discussie rond bepaalde thema’s de laatste jaren verhardt”, zegt RDA-voorzitter Jan Staman. „Tegelijkertijd zien we bij veel houders een stevige basis om te werken aan het welzijn en de gezondheid van dieren. Ieder op een eigen manier. Een positief signaal.”
De RDA wil met alle betrokkenen blijven werken aan een beter welzijn en gezondheid en een betere positie voor dieren. De RDA ziet het als missie dialoog te blijven voeren, en handvatten aan te reiken voor vervolgstappen. „Want alleen samen met overheden, dierhouders, maatschappelijke partijen, wetenschappers en andere betrokkenen kunnen urgente onderwerpen op het vlak van dierenwelzijn en diergezondheid echt worden aangepakt”, zegt Staman.
Ruimte voor verbeteringen
Op dezelfde vraag hoe we met dieren omgaan, geven respondenten een 6,8 voor dieren in de natuur (hetzelfde cijfer als in 2018), 7,2 voor recreatiedieren (7,3 in 2018) en 5,7 voor proefdieren (hetzelfde cijfer als in 2018). Nog steeds zijn er dus aanzienlijke verschillen tussen de diergroepen. De respondenten zagen ruimte voor verbetering van het welzijn van productiedieren: dit was een nieuwe stelling in de enquête van 2022. Van de respondenten vond 69 procent dat het welzijn van deze dieren in de komende tien jaar moet worden verbeterd. De veehouderijsectoren zouden met de vele dierwelzijnsprojecten in de veehouderij, waaronder traaggroeiende vleeskuikens, het afschaffen van kooien, stoppen met het couperen van varkensstaarten en zaken als meer weidegang deze ontwikkelingen moeten verzilveren en de burger beter laten zien wat de staat van dierenwelzijn is in de Nederlandse stallen.
Intrinsieke waarde dier
De RDA vroeg in de enquête ook door over de intrinsieke (eigen) waarde van dieren. Maar liefst 99 procent van de respondenten vond dat dieren een intrinsieke waarde hebben, zowel in 2018 als in 2022. De meest genoemde argumenten waarom dieren een intrinsieke waarde hebben, waren dat ‘dieren levende wezens zijn en gevoel hebben’ en dat ‘dieren en mensen beide onderdeel zijn van het ecosysteem’.
We vroegen ook weer hoezeer het welzijn van dieren de respondenten aan het hart ging op een schaal van 1-10. In 2018 was het rapportcijfer gemiddeld een 8,2 en in 2022 een 8,4. Dat verschil is niet significant. Bij deze vraag zagen we enkele verschillen naar achtergrondkenmerken. Praktisch opgeleide Nederlanders gaven bijvoorbeeld een hoger cijfer dan theoretisch opgeleide Nederlanders, respectievelijk een 8,9 en 8,2. Nederlanders die nooit vlees eten, gaven met gemiddeld een 9,2 het hoogste cijfer. Leeftijd en mate van verstedelijking van de woonplaats van respondenten vertoonden net als in 2018 geen significant verband met het rapportcijfer.
Condities welzijn dieren
De resultaten van de publieksenquête suggereren volgens RDA dat de samenleving dierenwelzijn steeds belangrijker vindt. Door wetenschappelijke vooruitgang weten mensen ook steeds beter welke condities bijdragen aan het welzijn van dieren. Dit heeft consequenties voor het denken over de manier waarop dieren nu worden gehouden. Het percentage respondenten dat vond dat dierentuinen in Nederland zouden moeten worden verboden, omdat wilde dieren niet achter tralies horen, nam bijvoorbeeld toe van 16 procent in 2018 naar 21 procent in 2022. Het percentage respondenten dat vond dat een paard nooit alléén in een stal of wei zou mogen staan, nam toe van 40 procent in 2018 naar 46 procent in 2022.
Wolf
Er zijn in Nederland spanningen rondom wilde predatoren die gehouden dieren bedreigen, zoals wolven, én rondom gehouden predatoren die wilde dieren bedreigen, zoals huiskatten. De enquêteresultaten van de RDA suggereren dat de sympathie voor wolven in de afgelopen jaren is afgenomen. Het percentage respondenten dat vond dat wolven niet moeten worden belemmerd in hun natuurlijke gedrag, ook niet als het gaat om jagen en zich met schapen voeden, nam bijvoorbeeld af van 30 procent in 2018 naar 23 procent in 2022. In de provincies Drenthe (32 procent) en Zeeland (35 procent) was het draagvlak voor het wegjagen van de wolf (in plaats van onszelf en onze dieren ertegen te beschermen) het grootst. In 2024 zal de RDA een door de minister gevraagd advies uitbrengen over de spanning tussen gehouden en niet-gehouden dieren, het doden van exoten en het samenleven met de wolf.
Overheidsbemoeienis
Het percentage respondenten dat vond dat de Nederlandse overheid doet wat nodig is om het welzijn van dieren te waarborgen, nam voor alle diergroepen af: Dieren in de natuur: van 37 procent in 2018 naar 31 procent in 2022. Productiedieren: van 34 procent in 2018 naar 22 procent in 2022. Recreatiedieren: van 43 procent in 2018 naar 33 procent in 2022 en proefdieren: van 30 procent in 2018 naar 27 procent in 2022.
Het vertrouwen dat de overheid zorgt voor het welzijn van dieren neemt dus af en met name bij recreatie- en productiedieren is die afname fors. Dit past in de bredere ontwikkeling dat steeds meer Nederlanders ontevreden zijn over het functioneren van de Nederlandse overheid. Mogelijk daarmee samenhangend zien we verschuivingen in enkele andere stellingen die met productiedieren te maken hebben. Het percentage respondenten dat het (helemaal) eens was met de stelling ‘In de huidige vorm van veehouderij is het niet mogelijk om dierenwelzijn te waarborgen’ nam bijvoorbeeld toe van 30 procent in 2018 naar 39 procent in 2022. Hier lijkt dus een taak te liggen voor de veehouderijsectoren om de Nederlandse burger beter voor te lichten.
Dierenwelzijn is belangrijk
In de RDA-zienswijze over dierwaardige veehouderij uit 2021 stelde ze dat dierenwelzijn niet mag zijn ondergeschikt bij het overwegen van maatregelen gericht op bijvoorbeeld het verminderen van stikstof- en broeikasgasemissies. Een grote meerderheid (82 procent) van de respondenten van de publieksenquête was het daarmee eens. Bovendien vond 38 procent dat het vooruitgaan van dierenwelzijn in de veehouderij belangrijker is dan het terugdringen van de uitstoot van stikstof en broeikasgassen in de veehouderij. RDA concludeert dat meer aandacht voor dierenwelzijn volgens Nederlandse burgers hard nodig was, is en blijft.
Nieuwe dilemma’s
Doordat Nederlanders het welzijn van dieren steeds belangrijker vinden, ontstaan er volgens RDA nieuwe dilemma’s. Natuurlijk gedrag van het ene dier, zoals een wolf of een huiskat, kan immers ten koste gaan van het welzijn en het leven van het andere dier, zoals een schaap of wilde vogel. Gehouden pluimvee werd de afgelopen jaren bovendien regelmatig opgehokt om besmetting met vogelgriep vanuit wilde vogels te voorkomen. Meer aandacht voor dierenwelzijn roept dus nieuwe vragen op, die niet eenvoudig te zijn beantwoorden. Vaker dan voorheen vraagt dit om politieke keuzen.