Natuurrijk Limburg: ‘Maai voor de patrijzen nú geen bermen en slootkanten’
Ondanks dat Natuurrijk Limburg op diverse plekken ‘biodiversiteitsmaatregelen’ heeft genomen om patrijzen te laten nestelen, blijken ze toch een voorkeur te hebben voor bermranden en slootkanten. Dat kan botsen met de boerenpraktijk, stelt Willem Maris van Natuurrijk Limburg.
Dan maar minder netjes
„Een aantal boeren maait de bermranden en slootkanten in mei en juni omdat ze er nu nog goed bij kunnen, voordat de aardappels en de bieten omhoog komen. Of om hun land er extra netjes te laten uitzien. Sommige maaien ook de gemeentebermen, omdat de gemeente dat in hun ogen 'toch niet doet’.” Maris doet echter een pleidooi om het er maar wat minder netjes uit te laten zien en daarmee de broedende patrijsparen te beschermen. „De opbrengst van de gewassen wordt er echt niet minder van”, stelt Maris.
Wegbermen en slootkanten
„Patrijzen nestelen liefst in ruige grasrandjes”, legt Maris verder uit. „Vroeger ruimschoots voorhanden op het boerenland. Tegenwoordig nauwelijks meer te vinden. Eigenlijk kunnen ze in het strak aangeharkte boerenland alleen nog maar terecht in wegbermen en slootkanten. Tussen de naadloze aan elkaar grenzende, grote, landbouwpercelen is geen ruig randje meer te vinden.”
Bewustwording
Overigens heeft Maris er alle begrip voor dat de bedrijfsvoering van de moderne boer heel anders is geworden dan in vroegere tijden, toen overal nog wel akkerrandjes te vinden waren. „Het gaat ons ook vooral om bewustwording. Weet je wanneer je nu bermranden gaat maaien, dat je het risico loopt dat je ongemerkt broedende patrijsparen verhakselt. Zonder dat je het in de gaten hebt, want de resten komen gewoon onder het maaisel terecht.”
Waterschappen
Naast boeren maaien ook waterschappen juist nu slootkanten en bermen kaal, signaleert Maris verder. „De algemeen heersende opvatting is nog steeds dat watergangen in het voorjaar kaal moeten zijn, want regenwater moet snel weg kunnen. Op de hoge zandgronden in Oost-Nederland hebben boeren de luxe dat ze op afroep 'gratis' en onbeperkt hun gewassen uit grondwater kunnen beregenen. Dat is veel makkelijker dan de lenteregen dankbaar ontvangen en vasthouden.”
Ook burgers
Ook burgers in het buitengebied blazen hun partijtje mee, stelt Maris. „In mei en juni grijpen ze naar de bosmaaier. De kantjes rond huis, heg en huiswei moeten 'netjes'. Echter broeden daar ook patrijzen. Ze zitten echt op de gekste plekken. Juist waar je het niet verwacht, zit de patrijshen - onzichtbaar met haar perfecte schutkleur - doodstil op haar 15-20 eieren. Bij gevaar blijft ze roerloos zitten.” Dat werkt volgens Maris goed bij een passerende wandelaar, een hond, een kat of een ander roofdier, maar niet als de bosmaaier onverbiddelijk nadert. „Dan wordt de broedende hen eenvoudigweg verhakseld op de eieren. Soms komt ze op tijd weg, maar ze zal niet meer terugkeren. Het nest is verloren, met de op uitkomen staande kuikentjes.”
Niet te vinden
Patrijzennesten opzoeken om ze te beschermen is nauwelijks te doen, volgens Maris. „De nesten zijn nagenoeg onvindbaar. En als je ze al vindt is het nest meestal definitief verstoord. De patrijshen maakt dan liever een nieuw legsel op een andere plek.”
Tekst: Erik Kruisselbrink
Is als freelance vakbladredacteur van vele markten thuis.
Beeld: Willem Maris